- januari 1, 2007
- Gepost door: Diederik Stols
- Categorie: Alle berichten
Namaak uit het verre Oosten
De wereldeconomie vaart wel bij de handel met Azië. Veel bedrijven laten hun producten in bijvoorbeeld Pakistan, India en China maken. Maar als u dat ook wilt, kunt u dat dan wel met een gerust hart doen? Want hoe zit het met de bescherming van intellectuele eigendom in Aziatische landen?
In 2005 werd er voor 762 miljard dollar vanuit China geëxporteerd naar de rest van de wereld. Een stijging van maar liefst 28% ten opzichte van het jaar daarvoor. Sinds een paar jaar zijn het niet meer de Chinese staatsbedrijven, maar lokale vestigingen van buitenland- se bedrijven, die het grootste deel vande export voor hun rekening nemen. Als uw bedrijf overweegt om de productie geheel of gedeeltelijk naar China te verplaatsen, is het van belang om uw intellectuele eigendom (handelsmerken, maar ook octrooien) zo goed mogelijk te beschermen. En wie zijn producten gewoon in Europa laat maken, moet overigens net zo goed voorbereid zijn op piraterij.
Cultuuromslag
Van oudsher nemen Aziatische landen het niet zo nauw met intellectuele eigendom. Waar het in de westerse wereld al tientallen jaren vanzelfsprekend voor iedereen is dat je iets dat een ander bedacht heeft niet zomaar namaakt, is dat besef er in Azië nog nauwel ijks. De grens tussen ‘echt’ en ‘nep’ is bovendien steeds moeilijker te trekken. Hoe meer westerse producten in China gemaakt worden, des te meer kennis er ter plaatse is. Soms wordt dat wel heel letterlijk genomen. Merkhouders die hun merkartikelen laten fabriceren in een fabriek die van zes uur ’s ochtends tot twaalf uur ’s nachts draait, hebben soms niet door dat tussen middernacht en zes de productie vrolijk doorgaat. De ‘grijze’ producten uit deze ‘extra productieronde’ vinden hun weg naar het grijze circuit. Niet van echt te onderscheiden. Dat gebeurt niet alleen met sportschoenen. De namaakhandel concentreert zich nu…