Soms gaat in publicatiezaken de uitspraak in hoger beroep volledig de andere kant uit dan in de eerste aanleg. TV-programma Zembla moest eerder beschuldigingen over vermeende strafbare feiten bij het storten van granuliet rectificeren, maar krijgt in hoger beroep alsnog op alle punten gelijk.
Op 30 januari 2020 heeft Zembla een programma uitgezonden waarin oud-milieuofficier Gustaaf Biezeveld kritische uitlatingen deed over het storten van granuliet in het project Over de Maas. Biezeveld uitte stevige beschuldigingen aan het adres van granietproducent Bontrup. Volgens Biezeveld zou granuliet niet aan de definitie van ‘grond’ voldoen. Het certificaat om granuliet te storten zou onjuist zijn. En Bontrup zou zich daarmee schuldig maken aan het opzettelijk plegen van valsheid in geschrifte en aan het opzettelijk illegaal storten van afval in een natuurplas.
In de procedure in eerste aanleg oordeelde de rechtbank Den Haag dat deze beschuldigingen geen deugdelijke basis in het feitenmateriaal hadden. De oud-officier werd veroordeeld tot rectificatie, via het ANP en Twitter. De procedure tegen deze deskundige werd gevolgd door een procedure tegen Zembla zelf en een procedure bij de Raad voor de Journalistiek. De rechtbank vond van belang dat Zembla hem van eenzijdige, onvolledige informatie had voorzien. Zembla zou volgens de rechter onrechtmatig hebben gehandeld door de uitlatingen van één deskundige uit te zenden die de handelingen van Bontrup als strafbare feiten zou hebben gekwalificeerd.
Zowel Biezeveld als Zembla lieten het er niet bij zitten en gingen in hoger beroep. Het gerechtshof Den Haag komt tot een andere conclusie. Het hof stelt voorop dat (voormalige) wetenschappers en deskundigen een wezenlijke functie vervullen in een open, publiek debat over kwesties van algemeen belang. Als zij persoonlijk worden aangesproken voor uitlatingen die zij in een onderzoeksjournalistiek programma doen, dan kan dat een ‘chilling effect’ hebben en een ongewenste belemmering opleveren voor een open debat waarin alle invalshoeken aan de orde komen. Het hof oordeelt dat de uitlatingen van Biezeveld voldoende steun in de feiten hadden. In de Zembla-uitzending was voldoende duidelijk gemaakt dat het bevoegd gezag het niet met de visie van deze deskundige eens was. Ook weegt mee dat Biezeveld zijn uitlatingen als deskundige deed, in het kader van een onderzoeksjournalistiek programma dat bijdraagt aan een debat over een kwestie van algemeen belang.
In de zaak waarin Zembla zelf hoger beroep had ingesteld benadrukt het gerechtshof dat er een ruime mate van vrijheid bestaat wanneer de media een ‘boodschappersfunctie’ vervullen. Dat betekent dat Zembla alleen onder bijzonder zwaarwegende redenen zelf aansprakelijk is voor het weergeven van de uitlatingen van Biezeveld. Zolang Zembla zich als ‘boodschapper’ opstelt en de uitspraken van Biezeveld niet tot de hare maakt, is Zembla niet aansprakelijk voor het verspreiden van die uitspraken.
Bovendien oordeelt het hof dat niet is aangetoond dat de oud-milieuofficier tijdens het interview door de journalist van Zembla met eenzijdige, onvolledige informatie werd gevoed. Alles afwegend concludeert het gerechtshof dat de persvrijheid zwaarder weegt dan het recht op bescherming van de reputatie van granulietproducent Bontrup. Het gerechtshof komt dus tot een volledig andere conclusie dan de rechtbank, en wijst alle vorderingen tegen Biezeveld en Zembla alsnog af.