Welke gevolgen heeft vonnis in zaak-B. voor de pers?

Mediarecht De rechter verbood NRC de naam van hoogleraar B. te noemen in het verhaal over diens wangedrag. Heeft dat consequenties voor de pers?

Reinier KistLineke Nieber
15 mei 2019
Leestijd 2 minuten

NRC publiceerde woensdag een omvangrijk verhaal over het grensoverschrijdende gedrag van een hoogleraar arbeidsrecht, tot eind 2018 verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). De hoogleraar maakte zich schuldig aan (seksueel) wangedrag en machtsmisbruik. Er werd bovendien jarenlang niet ingegrepen.

De hoogleraar heet in NRC ‘B.’ omdat de rechter zo besliste.

B. spande vorige week een kort geding aan tegen de krant. Die zaak richt zich „uitdrukkelijk niet op de inhoud van het artikel”, maar op een verbod op het noemen van zijn voornaam en achternaam, de sectie arbeidsrecht van de Universiteit van Amsterdam en het afbeelden van zijn portret, op straffe van een dwangsom.

De rechter oordeelde deze week dat de hoogleraar en raadsheer-plaatsvervanger van het gerechtshof Amsterdam is aan te merken als ‘public figure’ en het artikel „voldoende op feitelijke basis is gestoeld”, maar dat er tegelijk „onvoldoende” grond is om B. met volledige naam „aan de schandpaal te nagelen”.

NRC gaat in hoger beroep. Het niet langer mogen publiceren van namen van hooggeplaatste publieke figuren bij ernstige misstanden heeft volgens de krant vergaande journalistieke consequenties die het belang van deze zaak overstijgen.

Hoe kijken vakgenoten en deskundigen naar de uitspraak, en wat zijn de consequenties voor de journalistiek?

Media-advocaat Otto Volgenant, Boekx Advocaten

„Ik vind dit een evenwichtige uitspraak, in lijn met de jurisprudentie. Kijk ook naar andere zedenzaken, daar worden betrokkenen altijd onherkenbaar gemaakt. Laat staan dat media hun naam openbaar maken. NRC wilde de naam van B. wél publiceren, daarmee speelt de krant voor eigen rechter. Zoiets heeft langdurige, zo niet eeuwigdurende gevolgen. Dat het hier om een publiek figuur gaat is wel degelijk meegewogen, maar ook telt, zoals in het vonnis staat: iederéén verdient een tweede kans.”

Advocaat Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis

„Dit is een verstrekkend vonnis, dat waarschijnlijk niet stand houdt in een hoger beroep. B. is een publiek figuur, er is sprake van ernstig wangedrag, dat bovendien volgens de rechter in het artikel voldoende onderbouwd wordt. In eerdere zaken was dat genoeg om het privacybelang ondergeschikt te maken aan de vrijheid van meningsuiting.

„De kwestie heeft een maatschappelijk belang. We hebben #MeToo in de theaterwereld gehad, in de filmwereld, en nu in de wetenschappelijke wereld. Een publieke instelling, waar jonge studenten rondlopen. Daar moet openlijk over gesproken worden, en man en paard genoemd worden, hoe vervelend dat voor de man in kwestie ook is.”

Thomas Bruning van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), die overweegt zich aan te sluiten bij het hoger beroep.

„Dit is een fundamentele uitspraak voor de journalistiek, daarom moet een hogere instantie er een oordeel over vellen. Stel, het lukt de man om zijn naam volledig geheim te houden, dan kan hij aan een andere universiteit, bij een ander gerechtshof gewoon aan de slag. Er zou een zwijgcultuur rondom dit soort misstanden kunnen ontstaan.”

Pieter Klok, adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant. De krant besloot, net als andere media, om B. anoniem op te voeren.

„We volgen het vonnis, omdat we ervan uitgaan dat dit oordeel ook voor ons geldt. Dat betekent niet dat ik het ermee eens ben; de beslissing om iemand anoniem op te voeren moet altijd bij de krant zelf liggen.

„De rechter neemt de veronderstelde kwaliteit van het medium mee in haar oordeel. Curieus.

„Verhalen in kwaliteitskranten zouden eerder voor waar aangenomen worden, en dus meer schade toebrengen. Een gevaarlijke koppeling, omdat het betekent dat Privé meer mag opschrijven dan NRC of de Volkskrant.”

Frits van Exter, voorzitter van de Raad voor de Journalistiek

„B. voert aan dat zijn naam tot in lengte der dagen besmeurd dreigt te worden. Een angst die steeds vaker voorkomt, omdat de samenleving digitaler wordt.

„Bij het beoordelen van dit soort zaken hebben we bruikbare criteria nodig. Die kwamen er tot nu toe op neer dat als het medium zijn werk goed heeft gedaan en het om een publiek figuur gaat, de privacy ondergeschikt is. Maar met dit vonnis trekt de rechter een streep door die eerdere uitspraken. Daarom is het goed dat het gerechtshof zich erover gaat buigen.”

Avatar foto
Auteur: Otto Volgenant
Otto Volgenant (1969) is sinds 1993 advocaat. Hij studeerde aan de VU en rondde in 1997 cum laude de postdoctorale opleiding Informaticarecht af.

Wij geven graag antwoord op uw vraag